Voorbereiding invoering omgevingswet

Omschrijving (toelichting)
Uitstel Omgevingswet
Een belangrijke landelijke ontwikkeling is de invoering van de Omgevingswet, waarvan de voorgenomen inwerkingtreding van 2021 is uitgesteld tot 1 januari 2022. Het BAR-brede programma Omgevingswet begeleidt de gemeente Barendrecht naar het moment van invoeren. Om alle processen goed te laten verlopen, is een aantal investeringen vereist. Deze zijn met name gelegen in vernieuwing van informatievoorzieningen, aansluiting op het landelijke Digitaal Stelsel Omgevingswet en het opleiden van medewerkers. De aanschafkosten van ICT blijken hoger te liggen dan eerdere prognoses. Het uitstel maakt het verlengen van het programma Omgevingswet tot begin 2022 noodzakelijk. Het doorlopen van het programma en hogere ICT-kosten hebben gevolgen voor de begroting, waarbij 2021 een piekjaar betreft. De kosten die hiermee precies gemoeid zijn, worden nader onderzocht met de opzet deze beperkt mogelijk te houden. In 2022 stoppen de programmakosten en in 2023 is een daling te zien in de ICT-kosten als gevolg van uitgefaseerde software.
Overige financiële consequenties Omgevingswet en Wkb
Ook de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) is uitgesteld tot 1 januari 2022. De kosten en de baten zullen als gevolg van de invoering van de Omgevingswet en Wkb structureel wijzigen. Dit hangt voor een groot deel samen met het privatiseren van een deel van het bouwtoezicht. Binnen het project invoering Wkb zal in samenwerking met het programma Omgevingswet een nieuwe kostenonderbouwing voor de legesverordening worden opgesteld. Daarin worden de effecten van de privatisering van het bouwtoezicht verwerkt. De gemeenten krijgen als gevolg van de Omgevingswet extra wettelijke taken, onder andere op het gebied van bodem en milieu. Ook deze wijzigingen zullen worden meegenomen in de nieuwe kostenonderbouwing en legesverordening.
Op verschillende onderdelen zullen er vanaf 2022 juist meer kosten worden gemaakt, doordat gemeenten er meer taken bij krijgen en andere instrumenten dienen te hanteren. Vanuit de gemeenten is landelijk via de VNG een signaal afgegeven aan het Rijk dat de begrotingen van gemeenten het niet toelaten extra financiële lasten op te vangen. De gemeenten hebben het Rijk gevraagd om zodanige garanties, dat de overgang naar de Omgevingswet voor gemeenten op middellange termijn (<10 jaar) budgetneutraal zal verlopen.
Invloed Omgevingswet en Wkb op de langere termijn
De privatisering van het technische onderdeel van het bouwtoezicht zal in eerste instantie alleen gelden voor gevolgklasse 1 (o.a. grondgebonden woningen). Later zal dit, na evaluatie, worden uitgebreid naar meer risicovolle bouwwerken. Het is nog niet bekend wanneer deze uitbreiding plaats zal gaan vinden. De Omgevingswet biedt gemeenten meer afwegingsruimte om in het Omgevingsplan zelf te bepalen welke activiteiten vergunningsvrij, melding- of vergunningsplichtig worden.
Wijzigingen van de vergunningplicht kunnen effect hebben op de kostenonderbouwing, leges en werkzaamheden. Dit zal bij elke voorgestelde wijziging en/of uitbreiding tegen het licht moeten worden gehouden. Hetzelfde geldt voor een toekomstige verruiming van de privatisering van het bouwtoezicht. Financiële consequenties zijn afhankelijk van de afwegingen in het Omgevingsplan en verruiming van de gevolgklassen en kunnen op dit moment nog niet inzichtelijk worden gemaakt.
(2021/2)
Kwaliteit (toelichting)
Uitstel Omgevingswet
Inmiddels is bekend geworden dat de invoering van de Omgevingswet niet op 1 juli 2022 inwerking treedt, maar op 1 januari 2023. Het uitstel van de Omgevingswet houdt verband met onvoldoende zekerheid dat nieuwe omgevingsplannen, omgevings- en waterschapsverordeningen via plansoftware goed digitaal gepubliceerd kunnen worden. Ook blijkt uit overleg met verschillende experts dat er meer tijd nodig is om goed te oefenen met de nieuwe digitale systemen van de Omgevingswet. De extra tijd tot invoering van de Omgevingswet geeft de organisatie ruimte om meer zaken voor de invoering goed op orde te hebben.
Financiële consequenties Omgevingswet en Wkb
Op verschillende onderdelen zullen er vanaf 2022 meer kosten worden gemaakt, doordat gemeenten er meer taken bij krijgen en andere instrumenten dienen te hanteren. Vanuit de gemeenten is landelijk via de VNG een signaal afgegeven aan het Rijk dat de begrotingen van gemeenten het niet toelaten extra financiële lasten op te vangen. De gemeenten hebben het Rijk gevraagd om zodanige garanties dat de overgang naar de Omgevingswet voor gemeenten op middellange termijn (<10 jaar) budgetneutraal zal verlopen. Ook de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) is opnieuw uitgesteld. De kosten en de baten zullen als gevolg van de invoering van de Omgevingswet en Wkb structureel wijzigen. Dit hangt voor een groot deel samen met het privatiseren van een deel van het bouwtoezicht. Binnen het project invoering Wkb is, in samenwerking met het programma Omgevingswet, een nieuwe kostenonderbouwing voor de legesverordening opgesteld. Daarin zijn de effecten van de privatisering van het bouwtoezicht verwerkt. De gemeenten krijgen als gevolg van de Omgevingswet extra wettelijke taken, onder andere op het gebied van bodem en milieu. Ook deze wijzigingen zullen worden meegenomen in de nieuwe kostenonderbouwing en legesverordening. In verband met het uitstel van de Omgevingswet heeft de vaststelling van de legesverordening niet in 2021 plaatsgevonden.
Invloed Omgevingswet en Wkb op de langere termijn
De privatisering van het technische onderdeel van het bouwtoezicht zal in eerste instantie alleen gelden voor gevolgklasse 1 (o.a. grondgebonden woningen). Later zal dit, na evaluatie, worden uitgebreid naar meer risicovolle bouwwerken. Het is nog niet bekend wanneer deze uitbreiding plaats zal gaan vinden. De Omgevingswet biedt gemeenten meer afwegingsruimte om in het Omgevingsplan zelf te bepalen welke activiteiten vergunningsvrij, melding- of vergunningsplichtig worden. Wijzigingen van de vergunningplicht kunnen effect hebben op de kostenonderbouwing, leges en werkzaamheden. Dit zal bij elke voorgestelde wijziging en/of uitbreiding tegen het licht moeten worden gehouden. Hetzelfde geldt voor een toekomstige verruiming van de privatisering van het bouwtoezicht. Financiële consequenties zijn afhankelijk van de afwegingen in het Omgevingsplan en verruiming van de gevolgklassen en kunnen op dit moment nog niet inzichtelijk worden gemaakt.
In 2021 hebben de volgende voorbereidende werkzaamheden plaatsgevonden
• Er is geoefend met een omgevingstafel. Bij een concreet initiatief is de vorm van een omgevingstafel toegepast waarbij ook de ketenpartners betrokken waren;
• De nieuwe werkprocessen werden in beeld gebracht en een advies volgt van BMC;
• VTH software is aangeschaft waarmee straks omgevingsvergunningen verleend kunnen worden. Zodra de Omgevingswet in werking treedt wordt overgestapt op de nieuwe processen in Squit;
• De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) is parallel aan de Omgevingswet uitgesteld. Er zijn twee proefprojecten in het kader van de Wkb opgestart. In deze proefprojecten wordt samen met aannemers en kwaliteitsborgers geoefend met de toekomstige nieuwe werkwijze;
• Er is opdracht verleend voor het opstellen van een casco omgevingsplan door de gemeente;
• Er heeft een inventarisatie van de verordeningen met betrekking tot de fysieke leefomgeving plaatsgevonden;
• De gemeenteraad heeft de Verordening op de gemeentelijke adviescommissie Commissie Ruimtelijke Kwaliteit 2021 vastgesteld;
• Er is een handreiking participatie voor initiatiefnemers opgesteld. Er wordt verder gewerkt aan het Participatiebeleid;
• Voorbereidende werkzaamheden om tot een besluitvorming adviesrecht en het delegatiebesluit te komen heeft plaatsgevonden.